Veulens
Het veulen wordt geboren zonder eigen verdediging tegen ziektekiemen. Door het opnemen van de biestmelk (ook colostrum), krijgt het veulen de eerste afweer tegen deze ziektekiemen in het lichaam. Deze biestmelk bevat immers antilichamen van de moeder afkomstig. Indien de merrie te veel biest verliest voor het veulenen is het best deze op te vangen en na de geboorte aan het veulen te geven. Indien niet zal het veulen veel gevoeliger zijn voor ziektes.
Het is ook belangrijk dat het veulen op zo jong mogelijke leeftijd krachtvoeder begint te eten. Dit gebeurt best met een aangepast voer dat gemakkelijk opgenomen wordt. Lannoo heeft een zeer smakelijke Lannoo Breeding die aan de merrie wordt gegeven en waarvan het veulen snel gaat mee-eten. Je kan ook apart voer verstrekken in een veulenbakje. Hiervoor is de Lannoo Breeding Start uitermate geschikt. Deze mengelingen bevatten weinig korrel om de opname te bevorderen.
Na het spenen moet het veulen zeker iets extra hebben aan het krachtvoer.
Dikwijls zien we dat de veulens na het spenen veel gewicht verliezen. Daarom moet het voer zeer smakelijk zijn, melkproducten bevatten, soja bevatten (zeer rijk aan aminozuren) en uiterst goed verteerbaar zijn (door gebruik van gevlokte granen). Het ideale voer in deze periode na het spenen is de Lannoo Breeding Start. Door dit voer zal het veulen zijn verteringsstelsel beter ontwikkelen, het veulen zal sterker blijven bij het spenen en zal geen last krijgen van speendiarree. De voorsprong die je een veulen geeft met dit voeder, zal het blijven behouden.
Op een leeftijd van 2 maanden dient het veulen voor het eerst ontwormd te worden.
Verder moeten de veulens hoog energetisch voeder krijgen met voldoende eiwitten om te groeien (Lannoo Breeding Junior). Let wel dat ze zeker niet te vet mogen worden. Dit zorgt enkel voor een extra belasting voor de niet volledig ontwikkelde beenderen en gewrichten.